Erevoorzitters
Ereleden van Vereeniging
† Prof. ir. J.A. Snijders
Erelid van Vereeniging in de periode van 4 dec 1911 - 1 apr 1922
Jan Anthony Snijders werd op 23 september 1844 te Hulst geboren. In 1862 werd hij toegelaten tot de studie voor civiel ingenieur aan de Koninklijke Academie te Delft Deze werd kort daarna opgeheven en vervolgens gereorganiseerd tot de Polytechnische School. Als gevolg van de reorganisatie loopt Snijders studievertraging op. In 1868 verwerft hij het ingenieursdiploma. Van 1868 tot 1874 is hij leraar aan Hogere Burgerscholen te Zutphen en te 'sGravenhage. In 1874 volgt zijn benoeming tot leraar aan de PTS als medewerker van professor Bosscha. Hij verzorgt onderwijs in de wis- en natuurkunde en is belast met de leiding van praktische oefeningen. In 1878 wordt hij bevorderd tot hoogleraar. Zijn taak wordt uitgebreid met het doceren van het vak 'Meten en Wegen' aan de opleiding tot ijker. Als in 1882 prof. Bosscha benoemd wordt tot directeur van de PTS wordt Snijders verantwoordelijk voor het Algemene Onderwijs in de Natuurkunde.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw kwam een discussie op gang over de vraag of in Nederland, in navolging van buitenlandse opleidingen, een aparte opleiding tot elektrotechnisch ingenieur gewenst was. In 1884 vroeg de 'Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van Nijverheid' aan de directeur van de PTS zich hierop te bezinnen . Bosscha reageerde afwijzend, daarbij wijzend op de ruime mogelijkheden die het bestaande curriculum bood om kennis te verwerven over elektriciteit en magnetisme als belangrijke onderdelen van het vak Toegepaste Natuurkunde. Hij vreest dat een aparte opleiding in de elektrotechniek tezeer het karakter van een vakopleiding zou krijgen. Ook Snijders was van mening dat elektrotechniek geen afzonderlijke studierichting moest zijn, maar een variant van de werktuigbouwkunde.
Met het toenemen van het belang van de toepassingen van elektriciteit en magnetisme besloot Snijders een reeks 'Colleges over Electrotechniek' in het derde en vierde studiejaar op te nemen. Deze colleges waren facultatief, maar ze genoten wel veel belangstelling. Gaandeweg begon Snijders warm te lopen voor het vestigen van een opleiding tot elektrotechnisch ingenieur, zoals die in de jaren tachtig en negentig in vele landen tot stand kwam. Het duurt dan niet lang meer of hij wordt een overtuigd voorstander van een studierichting Elektrotechniek, die echter een echte ingenieursopleiding zal moeten zijn, steunend op een stevige component aan kennis van de wis- en natuurkunde. In de elektrotechniek gaat het om toepassing van natuurkundige verschijnselen. Om die reden dient in de opleiding het onderwijs in de natuurkundige grondslagen een grote plaats in te nemen. Ook al zal niet iedere ingenieur steeds voor de oplossing van de problemen waar hij mee te maken krijgt, terug hoeven te keren tot de elementaire natuurwetten, hij moet wel geleerd hebben fysisch te denken en als het ware onbewust die natuurwetten toe te passen u
Snijders beijvert zich nu met succes voor de oprichting van een nieuw gebouw voor Natuurkunde en Elektrotechniek. Bij de oprichting van de Technische Hogeschool in 1905 wordt hij benoemd tot hoogleraar aan de nieuwe instelling. Hij gaat de theoretische elektriciteitsleer doceren. In 1915 wordt hem eervol ontslag verleend wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. In de cursus 1915-1916 vervult hij nog een onderwijsopdracht, zolang nog niet is voorzien in zijn opvolging. Professor Snijders is in april 1922 te 's-Gravenhage overleden.