Erevoorzitters
Ereleden van Vereeniging
† Prof. ir. C.L. van der Bilt
Erelid van Vereeniging in de periode van 4 dec 1911 - 3 dec 1947
Cornelis Lodewijk Van der Bilt werd op 20 april 1875 te Kapelle (Zeeland) geboren. Hij kwam uit een familie die al generaties lang deel uitmaakte van de Zeeuwse bestuurselite. Zijn belangstelling voor techniek bracht hem ertoe na het behalen van het HBS-diploma vooreerst niet, in de lijn van de familietraditie, een bestuurlijke carrière na te streven, maar om zich te laten inschrijven bij de Polytechnische School te Delft. Hier studeerde hij van 1892 tot 1896 civiele techniek. Na het behalen van het ingenieursdiploma ging hij bij Rijkswaterstaat werken. Hier bleef hij niet lang: reeds een jaar later trad hij in dienst van 's-Rijks Telegraaf. In 1901 werd hij benoemd tot districtsingenieur te 's-Gravenhage. Toen in 1905 elektrotechniek als nieuwe studierichting werd ingesteld, werd daarbij ook de nieuwe leerstoel ingesteld in wat men destijds aanduidde met de benaming 'zwakstroomtechniek'. Gezien de stand van zaken in het vakgebied, hield dit in hoofdzaak telegrafie in, waar al spoedig de telefonie bij kwam. Van der Bilt behoorde tot de weinigen in Nederland die over deskundigheid op het gewenste niveau beschikten op deze terreinen. In 1905 aanvaardde hij een benoeming tot hoogleraar op de nieuwe leerstoel. Hij doceerde telegrafie, telefonie en signaalwezen en reeds vanaf 1908 ook de beginselen van de 'Draadloze- of Radio-Telegrafie'. Hij heeft ook vele jaren een cursus algemene elektrotechniek verzorgd voor studenten van andere studierichtingen, de zgn. algemene cursus. Ten behoeve van deze studenten schreef hij een 'Beknopt Handboek der Electrotechniek,I Daarnaast schreef hij een studieboek in de serie 'De Electrotechnische School', getiteld 'De Zwakstroomtechiek'," dat evenals het eerstgenoemde boek enkele malen herdrukt is.
Bezien we de verdere levensloop van Van der Bilt, dan valt op dat hij naast zijn technische interesse de in de familietraditie wortelende interesse voor bestuurlijke zaken behield. Hij was van 1913 tot 1916 Secretaris van de Senaat der TH en in het cursusjaar 1923-1924 Rector Magnificus. Maar hij stelde zich ook beschikbaar voor openbare bestuursfuncties. In 1913 werd hij lid van de Gemeenteraad van 's-Gravenhage en in 1929 werd hij gekozen tot lid van de Tweede Kamer. Op grond van een wettelijk voorschrift moest hij als hoogleraar op nonactief worden gesteld, maar hij bleef nog wel als privaatdocent onderwijs verzorgen. In 1933 werd hij wethouder te 's Gravenhage, waarna hem op zijn verzoek ontslag werd verleend als hoogleraar aan de TH.
Behalve de reeds genoemde functies heeft hij verscheidene andere bestuurlijke functies bekleed, o.a. in een kerkbestuur en in het bestuur van een weeshuis. Hij was voorzitter van de Afdeling Elektrotechniek van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, van het Nederlands Radiogenootschap en van de 'Raad van Beheer van de Haagsche Tramweg Maatschappij'. Ook was hij buitengewoon lid van de Octrooiraad en lid van commissies van de 'International Electrotechnica l Commission' .