Erevoorzitters
Ereleden van Vereeniging
† Prof. jhr. dr. G.J. Elias
Erevoorzitter van Vereeniging in de periode van 26 mrt 1946 - 14 jun 1951
Gerhard Joan Elias werd geboren in 1879. Hij doorliep de HBS en studeerde daarna enige tijd aan de Polytechnische School te Delft, waar hij in 1898 het B-examen voor werktuigbouwkundig ingenieur aflegde. Zijn belangstelling ging toch meer uit naar de theoretische vakken. Om toegelaten te worden tot de universiteit moest hij eerst het daartoe destijds vereiste eindexamen gymnasium afleggen. In één winter wist hij dit te bereiken. Zonder twijfel een buitengewone prestatie, die bovendien aantoont dat zijn begaafdheid zich niet beperkte tot de exacte wetenschappen. Hij studeerde vervolgens wis- en natuurkunde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. In 1905 legde hij met lof het doctoraal examen af. In 1909, weer met lof, promoveerde hij op een proefschrift getiteld: 'Anomale magnetische draaiingsdispersie in verband met selectieve absorptie'. Hij was van 1903 tot 1905 assistent in het natuurkundig laboratorium van de Utrechtse universiteit bij prof. Julius. In 1906 werd hij wetenschappelijk assistent bij het laboratorium van prof. H. Dubois in Berlijn. Hier verrichtte hij zijn promotie-onderzoek, waarbij Julius zijn promotor bleef. In 1910 aanvaardde hij een aanstelling bij het laboratorium van Teyler's Stichting te Haarlem. In 1911 werd hij toegelaten als privaatdocent aan de Universiteit te Utrecht, om tijdens de ziekte van prof. C. H. Wind diens colleges waar te nemen.
In 1916 volgde zijn benoeming tot tijdelijk buitengewoon hoogleraar aan de TH, waar hij formeel de tijdelijk vacante leerstoel van prof. Van Swaay ging bezetten, doch in feite de opvolger van prof. Snijders werd. In 1918 werd hij gewoon hoogleraar, hetgeen hij tot 1950 zou blijven. Zijn uitgesproken doel was de theoretische basis van de elektrotechniek te ontwikkelen en te onderwijzen. Deze intentie werkt hij uit in zijn op 26 september 1916 gehouden inaugurele oratie "De ontwikkeling der electriciteitsleer in haren samenhang met de electrotechniek".
Gedurende de eerste jaren van zijn hoogleraarschap legde hij zich vooral toe op het ontwikkelen van een reeks colleges op het gebied van de wisselstroomtheorie en van de theorie van het elektromagnetische veld (theorie van Maxwell). Toen de Afdeling der Elektrotechniek overging tot het opnemen van keuzevakken in haar studieprogramma greep Elias de hierdoor geboden mogelijkheden aan om een hele reeks meer specialistische vakken op het gebied van de theoretische elektrotechniek te concipiëren. Enkele jaren na zijn aantreden als hoogleraar vatte hij ook het wetenschappelijk onderzoek weer op. Zijn voornaamste onderzoekgebied was de voortplanting van radiogolven in de ionosfeer. Vanaf 1923 publiceerde hij hierover regelmatig . De door hem gedoceerde collegestof werkte hij uit in de boekwerken 'Theorie der wisselstromen' in drie qelen (Noordhoff, 1943, 1951, 1952). het laatste deel van de hand van prof. B. D. H. Tellegen, en 'Theorie van het electromagnetische veld' in twee delen, (Noordhoff, 1946 en 1948).
Op het studieprogramma van de Afdeling heeft Elias een grote invloed gehad. Dat in de Afdeling omstreeks 1930 een proces van ernstige bezinning op de toekomstige koers op gang kwam met een versterkte gerichtheid op elektronica en communicatietechniek was vooral aan hem te danken.
Elias beperkte zijn inspanningen niet tot zijn verplichtingen in de Afdeling. In het cursusjaar 1936-1937 was hij Rector Magnificus. Voorts was hij voorzitter van de Commissie voor Physische Strijdmiddelen en voorzitter van het Nederlands Radiogenootschap. In 1950 nam hij afscheid van de Afdeling. Hij overleed in 1951.